Onderzoek en innovatie
6 oktober 2023 · 8 minuten

Onderzoek naar een nieuwe behandeling voor jongeren

Samen angsten aangaan

Bang om je hand op te steken in de klas. Bang voor een prik. Angst kent vele vormen en kan een leven behoorlijk beperken. Anika Bexkens, klinisch psycholoog, hoofdopleider en universitair hoofddocent, wil de angstbehandeling voor jongeren verbeteren. ‘We weten dat jongeren gevoelig zijn voor de invloed van leeftijdsgenoten. Ik wil onderzoeken of het werkt als een jongere in de behandeling hulp en advies krijgt van een leeftijdsgenoot die al eerder een angstbehandeling heeft gehad.’

Anika Bexkens
Anika Bexkens

Bang om je hand op te steken in de klas. Bang voor een prik. Angst kent vele vormen en kan een leven behoorlijk beperken. Anika Bexkens, klinisch psycholoog, hoofdopleider en universitair hoofddocent, wil de angstbehandeling voor jongeren verbeteren. ‘We weten dat jongeren gevoelig zijn voor de invloed van leeftijdsgenoten. Ik wil onderzoeken of het werkt als een jongere in de behandeling hulp en advies krijgt van een leeftijdsgenoot die al eerder een angstbehandeling heeft gehad.’

Gedrag is beïnvloedbaar

Het idee voor de nieuwe aanpak van angstbehandeling is langzaam gegroeid. ‘Voor mijn promotieonderzoek, zo’n tien jaar geleden, was ik benieuwd of jongeren met een licht verstandelijke beperking* gevoeliger zijn voor de invloed van leeftijdsgenoten dan andere jongeren. Dat is zo. Bij computerspelletjes zagen we dat jongeren meer risico’s nemen als leeftijdsgenoten hen daarin aanmoedigen. Alle jongeren zijn er gevoelig voor, maar bij jongeren met een licht verstandelijke beperking was dat effect sterker. Hierdoor was ik benieuwd of zij ook gevoelig zijn voor feedback bij positief gedrag. Hoeveel muntjes geef je aan de groep in plaats van ze zelf te houden? Ook dan hebben leeftijdsgenoten invloed op het gedrag.’

* Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben een IQ onder de 85 en problemen in het adaptief functioneren. Dat zijn allerlei vaardigheden om je goed te kunnen redden in de maatschappij, zoals klokkijken, eten klaarmaken en het hebben van sociale vaardigheden. 

Als jongeren zo gevoelig zijn voor de invloed van leeftijdsgenoten, kun je er dan ook een kracht van maken?

Anika Bexkens

Jongeren betrekken bij de behandeling

Als behandelaar en onderzoeker dacht Anika vervolgens: als jongeren zo gevoelig zijn voor de invloed van leeftijdsgenoten, kun je er dan ook een kracht van maken? Kun je dit inzetten in een behandeling? ‘En zo ben ik op het idee gekomen om te testen of we de angstbehandeling van jongeren kunnen verbeteren als we hierin leeftijdsgenoten betrekken die eerder een angstbehandeling hebben gehad.’

In het najaar start een pilot waarin ze haar behandelaanpak eerst test bij jongeren met een licht verstandelijke beperking en daarna bij jongeren zonder verstandelijke beperking. ‘Ik heb bewust gekozen voor angstbehandeling, omdat dit een mooie afgebakende behandeling is. De beste manier om angsten te behandelen is om jongeren bloot te stellen aan de angsten. Dat noemen we exposure therapie. Daarin zoek je juist de situatie op die iemand normaal vermijdt, zoals een vraag stellen in de klas of de hond aaien waarvoor je zo bang bent.’

Voordoen en aanmoedigen

In haar nieuwe behandelaanpak wil ze intensief - 3 middagen, elke week één middag - oefenen met de angsten. ‘Bij de eerste twee sessies betrekken we dan de leeftijdsgenoot die al eerder een angstbehandeling heeft gehad, de ervaringsdeskundige of ‘peer mentor’. Bij de eerste sessie krijgt hij of zij meer de functie van een model. De peer mentor doet voor hoe het is om zo’n angstoefening te doen, zoals een hond aaien of een vraag stellen aan een volwassene. We gaan dan ook echt naar buiten als dat aan de orde is. Bij één proefbehandeling hebben we bovenop een kerktoren gestaan, en als iemand bijvoorbeeld bang is om een vraag te stellen in een winkel, gaan we samen naar de winkel. Bij de tweede sessie verschuift de rol van de peer mentor meer naar supporter. Hij of zij moedigt aan: “Ik weet hoe moeilijk het is, ik heb het ook meegemaakt, maar je kan het.” De derde sessie is vervolgens alleen met de therapeut, omdat het een soort veiligheid kan geven als je angsten altijd in een bepaalde context oefent. Tot slot oefenen de jongeren nog vier weken thuis, waarbij elke week contact is met de therapeut om te horen hoe het gaat.’

GGZ Delfland werkt al veel met ervaringsdeskundigen, maar nog niet met jongeren

Anika Bexkens

Uitbreiding onderzoek

Bij haar oorspronkelijk onderzoeksopzet wilde Anika het idee alleen testen bij jongeren met een licht verstandelijke beperking. ‘Zij zijn gevoeliger voor de invloed van leeftijdsgenoten, hebben sneller dan andere jongeren last van angstproblemen en de bestaande angstbehandelingen zijn bij hen minder effectief. Hiervoor heb ik ook een praktijkfellowship beurs gekregen van ZonMw*, om de brug tussen onderzoek en praktijk te versterken. Maar GGZ Delfland leek het interessant om hetzelfde onderzoek meteen te doen bij jongeren zonder licht verstandelijke beperking, die we vooral bij GGZ Delfland zien.’ Dus maakt GGZ Delfland medewerkers en middelen vrij voor het onderzoek naar jongeren met angsten die geen verstandelijke beperking hebben. ‘Dat is fantastisch, want ik denk dat deze aanpak eigenlijk bij alle jongeren en ook bij volwassenen goed zou kunnen werken. GGZ Delfland werkt al veel met ervaringsdeskundigen, maar nog niet met jongeren en nog niet op deze manier in angstbehandelingen. Nu krijg ik als onderzoeksleider hulp van drie collega’s en kunnen we de nieuwe behandeling ook testen bij jongeren zonder verstandelijke beperking’

* ZonMw staat voor Zorgonderzoek Nederland Medische wetenschappen en is een financieringsorganisatie van innovatie en onderzoek in de gezondheidszorg.

Verschil in angsten

Het grootste verschil tussen de twee jongerengroepen is het soort angst. ‘Bij jongeren zonder verstandelijke beperking zal het eerder gaan om ernstige faalangst of sociale angst: een vraag stellen in de klas bijvoorbeeld of een vriendje vragen om te komen spelen. Dit zijn de angsten die we bij GGZ Delfland zien en behandelen. Uit eerder onderzoek zonder peer mentoren blijkt dat exposure therapie, waarin kinderen of jongeren samen met de therapeut oefenen, bij sociale angst onvoldoende werkt. Slechts 4 op de 10 komt van hun angst af. Bij jongeren met een licht verstandelijke beperking werkt angstbehandeling in het algemeen slecht en kan het om allerlei angsten gaan. Sociale angsten, maar ook specifieke fobieën, zoals voor honden, prikken of wespen. Angsten die een intensieve aanpak vragen. Want dat is het idee van mijn behandeling. Ze krijgen steun van een leeftijdsgenoot én we oefenen langer achter elkaar. In zo’n middag kun je goed opbouwen naar steeds moeilijkere oefeningen. Dat is vooral voor jongeren met een licht verstandelijke beperking belangrijk, want zij leren meer van doen dan van praten. En ze hebben vaak meer herhaling nodig om iets nieuws te leren.’

Drie onderzoeken

Anika en haar drie collega-onderzoekers kijken uit naar de pilot, zodat ze kunnen onderzoeken of de behandeling werkt zoals ze hebben bedacht en om te testen of de interventie niet te belastend is. Ieder neemt een eigen deel van het onderzoek voor haar rekening, zodat ze goed kunnen bekijken welke aanpak voor welke jongeren het beste werkt. Iris Langereis, basispsycholoog bij het jeugdteam van Delft, heeft voor haar promotieonderzoek 2 dagen per week beschikbaar en richt zich op jongeren zonder licht verstandelijke beperking (de cliënten en de peer mentoren). Renske Pols en Karina Knijnenburg richten zich voor hun opleiding tot klinisch psycholoog op de pilot van de jongeren met een licht verstandelijke beperking. ‘Renske kijkt wat het effect van de behandeling is op de cliënt. Karina onderzoekt wat het effect van de behandeling is op de peer mentoren. Daarnaast komt gz-psycholoog Ramona Middelkoop het team versterken. Zij helpt met het afnemen van de vragenlijsten en ondersteunt de jongeren tijdens het onderzoek. Dus het wordt echt teamwerk!’

De jongeren die als peer mentor waren aangesloten, vertelden dat ze er zelf ook iets aan hebben gehad

Anika Bexkens

Effect bij peer mentoren

‘We doen de onderzoeken na elkaar en los van elkaar. Omdat voor de jongeren zonder verstandelijke beperking weer net iets anders nodig kan zijn. Maar we hebben de behandeling al op kleine schaal getest bij drie jongeren zonder licht verstandelijke beperking – hoe dat nou werkt als je er een andere jongere bij vraagt - en die ervaringen waren al heel mooi. De jongeren die als peer mentor waren aangesloten, vertelden dat ze er zelf ook iets aan hebben gehad. Het gaf ze meer zelfvertrouwen en het gevoel dat ze beter met hun angsten kunnen omgaan. Dus het heeft niet alleen effect op de cliënt, maar ook op degene die aansluit op de behandeling. Dat nemen we ook mee in ons onderzoek: als je iets hebt geleerd en je gaat dat aan een ander leren, welk effect heeft dat dan?’

Aandacht voor belastbaarheid

In het onderzoek zal uiteraard ook aandacht zijn voor de belastbaarheid van de ervaringsdeskundige jongeren. ‘Aan het begin van het project hebben we jongeren, ouders en therapeuten uitgebreid gesproken over ons idee en gevraagd welke voor- en nadelen zij zagen. En vooral bij de jongeren met een licht verstandelijke beperking werd gezegd: ‘Zou je dat wel doen?’ Ze zijn kwetsbaar, dat weet ik als behandelaar ook, maar ik denk ook dat ze meer aankunnen dan wij soms met onze grote-mensen-bril denken. Voor dit onderzoek scheppen we duidelijke kaders, zodat de rol van de peer mentor voor alle jongeren duidelijk is en dat ze weten hoe ze het kunnen aangeven als ze bijvoorbeeld meer spanning voelen. De training aan de peer mentoren met een licht verstandelijke beperking geven we samen met een ervaringsdeskundige van de belangenvereniging voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Zij denkt ook mee over de opzet en coacht de jongeren tijdens de training.’

We willen een behandeling ontwikkelen die overal inzetbaar is

Anika Bexkens

Enthousiast over het idee

Het duurt nog even voordat het onderzoek helemaal is afgerond. Na de eerste pilots volgt vanaf 2024 een grotere studie met zo’n 30/35 jongeren per groep bij andere ggz-organisaties. ‘We willen een behandeling ontwikkelen die niet alleen voor GGZ Delfland werkt, maar overal inzetbaar is.’ Stap voor stap dus, maar heel hoopgevend vindt Anika: ‘Altijd als ik met mijn team over dit project heb gesproken, ben ik weer zo enthousiast. Ik ben behandelaar, onderzoeker en docent, maar vooral ontwikkelingspsycholoog. Dat betekent dat ik onderzoek hoe je de normale ontwikkeling van kinderen en jongeren weer vooruit kunt helpen. Ik weet dat het voor jongeren een belangrijke drijfveer is om een bijdrage te leveren aan de maatschappij. Daarom denk ik dat het superkrachtig kan zijn voor de ontwikkeling als jongeren die zelf hun angst hebben overwonnen, iemand anders kunnen helpen. Dat ze het vertrouwen krijgen: ik kan dit en ik kan iets betekenen voor iemand!’

Meest gelezen

Meer verhalen

Meest gelezen

Meer verhalen
13 april 2022 · 6 minuten

Zelf aan de slag met praktische doelen en haalbare stappen

Nee, je start niet altijd bij de psycholoog of psychiater

2 februari 2022 · 8 minuten

Zorg voor kwetsbare ouders en hun baby’s

"Ik wil contact"

26 oktober 2021 · 6 minuten leestijd

De juiste route bij crisiszorg

Soms is ‘nee’ het beste antwoord

30 juni 2021 · 5 minuten leestijd

Gemeenschappelijke triage

Meteen op het juiste adres:
in de basis of
specialistische ggz

29 april 2021 · 6 minuten leestijd

Corona als impuls

Dichterbij in een
digitale wereld

1 mei 2021 · 9 minuten leestijd

Blijven verbeteren

Stap voor stap: van idee
naar innovatie